It’s not easy being green #2

De nieuwe roman van T. C. Boyle is uit: San Miguel. Wederom speelt het verhaal zich af op een van de Channel Islands, de Kanaaleilanden die voor de kust van Santa Barbara (Californië) liggen. Daar situeerde Boyle ook al zijn ecothriller When the killing is done (Na de barbarij) uit 2011. In dit boek komen de grootste dilemma’s uit de moderne natuurbescherming en de ecologie van natuurherstel aan bod.
When the killing is done is terug te brengen tot het conflict tussen de biologe Alma, verbonden aan de National Park Service en haar tegenstander Dave LaJoy, dierenactivist. Alma wil op twee Kanaaleilanden ‘de natuur redden’ door er door de mens geïntroduceerde soorten als rat en varken, uit te roeien. Deze dieren hebben zich tot een plaag ontwikkeld waarvan allerlei endemische soorten het slachtoffer worden. Dave probeert Alma’s ‘moordpartij’ te voorkomen, hij vindt dat de mens al genoeg schade heeft aangericht en dat die varkens en ratten ook recht van leven hebben.
Boyle baseerde zijn verhaal op feiten. Begin deze eeuw zijn inderdaad ratten en varkens geëlimineerd op de eilanden, en de natuur heeft zich daarna bijzonder goed hersteld. Diersoorten die alleen op de eilanden voorkomen, zoals tal van vogels en superschattige muisjes en vosjes, nemen weer in aantal toe. Maar dus wel ten koste van heel veel leed bij de niet zeldzame ‘invasieve’ soorten. Vooral voor de ratten moet het een hel geweest zijn: die worden bestreden met een gif dat inwendige bloedingen veroorzaakt en dat tot tien (!) dagen wekzaam kan blijven in het lichaam.
Zowel Alma als Dave spelen voor God. Welk dier mag blijven leven? Voor hun uiteindelijke handelen maakt het niet veel uit maar de schrijver geeft beide hoofdpersonen een moment van inzicht in het standpunt van de ander. Alma rijdt op een avond een eekhoorn dood. Ze was op weg naar een vergadering over het redden van loeizeldzame (onder)soorten en hier ligt een dode ordinaire Scirus grisens. Maar ze realiseert zich: “This perfect thing and she’s killed it.”
Dave laat een nieuw gazon leggen en krijgt dan letterlijk in his back yard te maken met invasieve soorten. Wasberen richten er een ravage aan. Gaat Dave de dieren bestijden en hoe dan?
Boyle probeert de lezer een beeld te geven van de eilandbiologie op Santa Cruz. Daar verdween, als gevolg van het dumpen van DDT, de Amerikaanse zeearend. Toen deze zeer territoriale vogel eenmaal weg was, zagen de steenarenden van het vaste land hun kans schoon en namen het eiland in bezit. Ze voedden zich in eerste instantie met de verwilderde varkens, die er niet thuishoorden maar zich later flink konden voortplanten omdat ze beschutting vonden in de struikvormende venkel die – je raadt het al – er ook door de mens naartoe gebracht was. Nu werd die venkel eerst nog in toom gehouden door (eveneens geïntroduceerde) schapen, maar die werden in de jaren tachtig van het eiland verwijderd. Toen de steenarend de ondertussen goed verscholen varkens van zijn menu zag verdwijnen, richtte hij zich op een andere prooi: de dwergvos van Santa Cruz. Oplossing: de steenarenden vangen en ver op het vaste land loslaten, de zeearend herintroduceren en de varkens afschieten. Of niet?
Boyle weigert zelf een positie in te nemen, alhoewel we weten dat hij bevriend raakte met de biologen die op de eilanden werken. Tegelijkertijd zegt hij over dierenwelzijn, waaronder dus ook dat van de verwilderde rat en varken valt: “I will never forget what Isaac Bashevis Singer had to say on the subject: ‘Every day is Auschwitz for the animals.”‘

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , , | 2 reacties

It’s not easy being green #1

Ecologen kunnen het maar zelden goed doen. Bijna altijd wanneer de mens zich met de natuur bemoeit, en soorten uitroeit of op plekken introduceert waar ze oorspronkelijk niet voorkomen, ontstaan er problemen die je niet zomaar meer oplost. Neem bijvoorbeeld al die plaatsen waar ooit het konijn naartoe gebracht is. Denk daarbij niet alleen aan Australië waar het konijn in de achttiende eeuw ‘aankwam’ en vervolgens met zijn vraat enorme schade aan de inheemse flora toebracht en erosie verorzaakte – de plaag kon slechts bestreden worden door een besmettelijke ziekte, myxomatose, op de konijnen los te laten.
We staan er niet vaak bij stil, maar ook het oernederlandse konijn, is een intoducé. Het dier werd door de Romeinen door hun hele rijk verspreid. Hoe het de beesten verging, is mij niet helemaal duidelijk maar in de dertiende eeuw worden, vanwege hun vlees en bont, konijnen in zogenoemde warandes in de duinen gehouden. Ook worden ze bejaagd – net als overigens sommige van hun natuurlijke vijanden: bunzing en vos die bijna uitgeroeid worden. Recent heeft Ineke Noordhoff uitgezocht hoe op Terschelling het beeld van het konijn langzaam veranderde: van economisch nutsdier naar pest, vanwege (vermeende) schade aan dijk en duin, naar onmisbaar onderdeel van de duinecologie.
Maar dat laatste is natuurlijk maar de vraag. Nadat de konijnenstand begin deze eeuw ernstig slonk vanwege een ziekte, en er gesproken werd over een jachtverbod of andere extra bescherming, schreef Bionieuws “De vraag of konijnen onmisbaar zijn voor de instandhouding van de oorspronkelijke duinvegetatie, hangt af van de historische referentie die men hanteert.” Je snapt het al: ‘oorspronkelijk’ is een relatief begrip. Het konijn komt (op z’n minst) al 700 jaar voor in Nederland en zijn gegraas is van invloed op hoe het duin eruitziet. Hoort hij ondertussen dan bij onze natuur? Of is ‘oorspronkelijk’ bedoeld als ‘van voor menselijk ingrijpen’?
Nu komen we er met die konijnen wel uit denk ik. Maar ja, dan zijn er de grauwe ganzen (omdat we van die vette weides hebben), of de Amerikaanse eekhoorns of de halsbandparkieten (omdat we huisdieren lieten ontsnappen) en nog veel meer gedierte en ook wel groen spul. Als je eenmaal hebt ingegrepen in de natuur, en daar wat schakels hebt weggenomen of wat extra’s hebt toegevoegd, krijg je het niet zomaar meer hoe het was. Als je je afvraagt waarom je dat ook überhaupt zou willen, kom je altijd op een ethisch punt uit. Mogen door toedoen van de mens soorten uitsterven? Stel je zegt ‘nee’, hoever ga je dan om soorten te beschermen?
De discussie is goed op scherp te zetten door naar situaties te kijken op eilanden, waar vaak sprake is van een gesloten ecosysteem. Brengt de mens daar (opzettelijk of niet) één soort binnen die er op eigen kracht niet zou komen, dan zijn de gevolgen niet te overzien. Zoals op Guam gebeurde met de slangen. Maar wat vind je van de bestrijding van de slangen?
Afgelopen weekend las ik ‘When the killing is done’ van de Amerikaanse schrijver T.C. Boyle. Dat boek gaat helemaal over het ecologische dilemma: door de mens geïntroduceerde soorten als rat en varken verwilderen op eilanden waar ze de plek innemen van allerlei soorten die verder nergens anders voorkomen dan op die eilanden. Bestrijding van de rat gebeurt met een zeer langzaam werkend gif, de varkens worden afgeschoten. Een onvoorstelbare hoeveeldheid dierenleed gaat schuil achter het gejubel in dit promo filmpje:
Deze week meer T.C. Boyle, die zich bijvoorbeeld ook afvraagt: als die ratten al 150 jaar op dat eiland huizen, zouden ze zelf dan niet een of andere ondersoort zijn geworden?

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , , | 1 reactie

Here’s something for the weekend # 74

In 1973 introduceerde de psychoanalyticus Erich Fromm de term ‘biophilia’. Hij bedoelde daarmee: “the passionate love of life and of all that is alive’. Biophilia – het Nederlandse biofilie is toch wat onwennig in het gebruik – werd onder natuurbeschermers een veel besproken onderwerp na het verschijnen van het gelijknamige boek van de Amerikaanse ecoloog Edward O. Wilson in 1984. Hij had het over “the urge to affiliate with other forms of life”.

In 2011 lanceerde de IJslandse zangeres en componiste Björk haar project Biophilia. Er verscheen een cd en bij elk nummer kon je een eigen app downloaden. In de docu zie je wat je daarmee kunt doen. Björk is gefascineerd door verwantschappen die zij ondekt in muziek, techniek en natuur. Gedurende het project kwam zij in contact met David Attenborough. “This is like mega” – mooi om die twee, op totaal verschillende manieren, gepassioneerd over dezelfde onderwerpen te horen. Ik snap nog lang niet alles van wat er langs komt. Maakt ook niet zoveel uit. Je ziet die twee naar natuur kijken en ‘all is full of love’.

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , | Een reactie plaatsen

Eeuwige wijsheden

Of hij echt bestaan heeft, is niet eens duidelijk. Toch is zijn naam verbonden met de beroemdste collectie fabels uit de oudheid: Aesopus. Aristoteles noemt hem (met geboortejaar, omgerekend 620 v.Chr.) en heel veel bronnen na hem. Maar als Aesopus al een historisch persoon was, dan nog weten we niet of hij schrijver of verzamelaar (of beide) was van de fabels. Het is wel opmerkelijk hoe goed latere auteurs wisten te vertellen hoe hij eruit gezien moet hebben. In de middeleeuwen ontstaat het verhaal dat hij een Ethiopiër zou zijn geweest. Dat ging misschien terug op een veel oudere aanname dat Aesopus een slaaf was die zich door zijn slimheid een betere positie verwierf. Maar goed, zonder dat er redenen voor zijn die wij goed kunnen achterhalen, wordt Aesopus vaak als zwarte man afgebeeld.
Zie hoe hij zichzelf hier voorstelt (op 2.05 minuten).
Mooi hoe fabels bij elke nieuwe generatie geliefd worden. Hun ‘overlevingskracht’ schuilt natuurlijk in hun beknoptheid: ook de vlotte kinderen van vandaag raken niet verveeld. De geweldige Imme Dros vertelt de fabels weer voor de nieuwe garde. Dat deed ze al met ‘Fabels van Aesopus’ en nu is er ‘Meer fabels van Aesopus’. De illustraties zijn van Fulvio Testa, en de fijnste plaat staat op de kaft.meer fabels We zien ‘De Panter en de Vos’. Wat past dit goed bij het weer nu! Imme Dros vertaalt: “Het was een warme dag in de zomer. De Panter lag te soezen op een boomtak…” In heel veel fabels gaat het erom dat overmoed, hoogmoed en overmatige trots, bestraft worden. Hier is de Panter zo verblind door zijn eigen mooie vacht dat hij de Vos maar saai vindt. Maar de Vos weet de situatie om te keren, immers hij is slim, wat hij de Panter fijntjes laat merken. “…en de panter voelde zich dom.”
In fabels figureren niet alleen dieren. Ook bomen en planten komen voor, zoals in De Bomen en de Bijl – een echte Staatsbosbeheerfabel. En er is natuurlijk De Eik en het Riet, net zo beroemd als sommige vergelijkingen uit de Bijbel of uitdrukkingen ontleend aan Cats. Wie overleeft de storm: de standvastige eik of het buigzame riet. Aesopus wist het: “Men kan stormen overleven door op tijd wat mee te geven.” Zou het?

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , | Een reactie plaatsen

Kunst kijken? Neem je zonnebril mee.

lightning-field-de-walter-de-maria_bigVorige week overleed de Amerikaanse kunstenaar Walter de Maria. Hij werd 77 jaar. Zijn meesterwerk is The Lightning Field (1977). Het is een van de iconische werken uit de land art. Het bestaat uit een raster van 1 kilometer bij 1 mijl waarbinnen op gelijke afstand van elkaar 400 metalen staven geplaatst zijn. Het kunstwerk ligt op een plek in New Mexico met veel atmosferische storingen, met andere woorden het onweert er enorm. En dat met die metalen staven…Het schouwspel moet subliem zijn, en dat is een woord dat ik niet snel gebruik.
James Turrell, de maker van net zo’n beroemd werk, Roden Crater, werd dit jaar 70. Al zo’n veertig jaar werkt Turrell in deze vulkaan, niet zo ver van de Grand Canyon, aan de realisatie van een ‘oberservatorium voor het blote oog’. Hij wil de bezoeker vanuit de vulkaan de mooiste blik bieden op zon, maan, sterren en wolken. De grootste klus tot nu toe was de kraterrand perfect ellipsvormig te maken.
Wie echt iets van Turrell wil begrijpen, moet het werk van van de Belgisch -Nederlandse bioloog en astrofysicus Minnaert bestuderen. Turrel is sterk beinvloed door zijn geschriften over licht (en de spectrale opbouw daarvan), astrononomie en de menselijke waarneming van natuurkundige fenomenen. Dat wist ik allemaal niet toen ik in Kijkduin Turrells werk Het Hemels Gewelf bezocht. Ik verwachtte gewoon dat me iets sensationeels zou overkomen. Turrell Hemels Gewelf
Het Hemels Gewelf bestaat uit een enorme kunstmatige krater (nog steeds mini in vergelijking met die in de VS). Als bezoeker begeef je je binnen een ellips met 5 meter hoge wanden. In het midden staat een bankje en het is overduidelijk dat je daarop moet gaan foto marcelliggen. Wat een ellende: de lucht is zo fel dat naar boven turen niks wordt. Gelukkig heeft een vorige bezoeker een (ietwat smerige) zonnebril achtergelaten. Bankje ligt prima. Er gebeurt niks overweldigends. Na een tijdje realiseer ik me: ik zie geen horizon. Eerst lijkt de lucht plat en heel laag, alsof je een wolk zou kunnen pakken. Daarna stulpt hij uit tot een koepel. Het is allemaal veel subtieler dan ik vermoedde. Op het moment dat ik denk, dit zal het dan wel zijn, hoor ik nieuwe bezoekers aankomen. Vader en zoon, een dagtochtje. Bovenop de rand roept het zoontje verrukt: “Ik ziet Rotterdam!” Wie heeft hier nou de mooiste ervaring?

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , | 3 reacties

Here’s something for the weekend #73

De hittegolf is nog niet voorbij. Wat is het fijn om de koelte onder een boom op te zoeken! Daar werd al in de oudheid over geschreven. Uiteraard door gefortuneerden die de warmte van de stad ontvluchtten en hun buitenhuis op het lommerrijke platteland opzochten. In de Georgica (een verhandeling over het boerenbedrijf) van Vergilius wordt verzucht: “Hoe zoet is ’t onder het schaduwlover te mogen slapen.” En bij Horatius is het “Een lust te liggen nu onder een oude steeneik.”

In de Nederlandse achttiende eeuw wordt het aanplanten van bomen op buitenplaatsen aangeraden door Pieter de la Court van der Voort. Al het gebladerte schiep “aengename verquikkinge in hette, nevens een fraei gezigt.” Wie écht schaduw wenste legde een berceau aan, een loofgang die voorkomt dat je ook maar een spat zon vangt. Het ‘queelen’ van de vogels was een plezier om naar te luisteren.

Het ‘Ombra mai fu’ dat Cecilia Bartoli hier zingt komt uit Händels opera Serse (dat is Xerxes in het Italiaans). Hij was de legendarische Perzische koning (vanaf 485 v.Chr.) die voortdured overhoop lag met de Grieken. In de openingsscène staat Xerxes in een magnifique tuin. In het midden staat een plataan en Xerxes zingt hem toe, iets in de trant van ‘dat de roofzucht van de Zuidenwind je maar niet mag schenden’. Maar dan! Een van de beroemdste aria’s volgt:

Ombra mai fu
di vegetabile
cara ed amabile
soave più.

Hier maar in een Engelse vertaling: Never was nature’s / own shade more beloved / or sweetly treasured / than thine.
Oorspronkelijk schreef Händel de rol voor de castraat Caffarelli. Nu wordt het stuk vaak uitgevoerd door mezzosopranen en contratenoren. De Amerikaanse Jennifer Larmore maakte er zelfs een ‘industrial waste glamour’ clip bij. Die ik niet helemaal vat. Iemand?

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , , , | 4 reacties

Oproep!

harry potterMet een decennium van Tolkien- en Harry Potterverfilmingen achter ons zou je haast gaan geloven dat ze wél bestaan: fabeldieren en fantasiewezens. In middeleeuwse beestenboeken (bestiaria), waarin ook wel planten en stenen werden opgenomen, wemelde het ervan. Alleen werden ze toen niet fantasiedieren genoemd.  Ze waren immers door God geschapen en hoe buitenissiger, hoe beter Zijn grootheid bleek.

Handelaren en later ontdekkingsreizigers brachten verhalen mee over de meest vreemde wezens. Stel je voor hoe in een Hollandse stad iemand in de zestiende eeuw zich een beeld moest vormen van bijvoorbeeld een giraf. Natuurlijk waren er al ‘wetenschappelijke’ boeken waarin exotische dieren waren afgebeeld, maar dat gebeurde vaak op basis van overgeleverde verhalen.Griffioen_Bodley_2
Zelfs Linnaeus, aan wie we de wetenschappelijke indeling van de natuur te danken hebben, durfde in de achttiende eeuw nog niet helemaal het bestaan van bizarre beesten te loochenen. In zijn Systema Naturae, dat voor het eerst verschijnt in 1735, deelt hij de natuur op in een mineralen-, planten-, en dierenrijk (waar de mens ook bijhoort). En hij onderscheidt een niet genummerde klasse: Paradoxa. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de eenhoorn en de phoenix. Pas vanaf de zesde druk in 1748 laat Linnaeus de klasse Paradoxa vervallen.

Waar ik nu benieuwd naar ben: heb jij ook een favoriet fabeldier? Stuur een plaatje op naar m.ool@staatsbosbeheer.nl en na de zomer hebben we onze eigen wondernatuur. We zijn niet streng: ‘natuurwezens’ in de breedste zin des woords zijn welkom, van alruinmanneke tot Ent, van Pan tot Leviathan. Mag ik alvast de eenhoorn claimen?eenhoorn

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , | 3 reacties

“Van die meermin, of dat zeewijf”

Het waren gewoon zeekoeien of lamantijnen, zeggen wetenschappers nu. Maar eeuwenlang zwoeren zeevaarders ze gezien te hebben: zeemeerminnen. Een tatoeage van een meermin op de arm van een zeebonk – waarom zou hij zo’n plaat laten zetten? De meermin staat uiteraard voor het verlangen naar een vrouw. Maar er is meer. De meermin vertegenwoordigt ook de verleiding, die zo sterk is, dat je eraan toegeeft maar die uiteindelijk je zeemansgraf wordt. Dan verwijst de meermin naar het cliché: de zee geeft en de zee neemt.
zeemeermin coenenDat de zeemeermin in heel veel culturen en door de tijden heen zo’n dubbele betekenis heeft, zag ik in Teylers, dat voor de tentoonstelling Een Zee Vol Meerminnen honderden van deze waterwezens laat zien. Het interessantste zijn de afbeeldingen die direct voortkomen uit het geloof in het bestaan van de meermin. Zoals in een wetenschappelijke verhandeling (‘Geschiedenis der Monsters’) uit 1662. Of in het beroemde Visboek van Adriaen Coenensz uit 1577-79. Deze scheveninger catalogiseerde alles wat in de zee voorkwam: niet alleen haringen en zo maar ook draken en uiteraard ‘zeewijven’. Het exemplaar van de meermin bij Coenensz heeft naast een dubbele staart ook twee vogelpoten. Die zouden nog een verre echo kunnen zijn van de wijze waarop de sirene werd afgebeeld. Dit mythische wezen had tot in de achtste eeuw een half vrouwelijk, half vogelachtig uiterlijk maar transformeerde langzaamaan tot een echte meermin; een vrouw met een geschubde staart.
Met die zeemeerminnen is het natuurlijk ook heel vaak een kwestie van ‘I want to believe’. In een zeventiende-eeuws rariteitenkabinet hoorde een lichaamsdeel van een meermin thuis, dus er werd van alles verhandeld wat daarvoor door moest gaan. En op kermissen wordt er heel soms nog weleens eentje vertoond. In 1904 liet Georges Méliès al zien hoe een meermin in film tot leven komt.

Op heel veel plaatsen is het geloof in een watergodin, afgebeeld als meermin, springlevend. Overal in Amerika waar in de tijd van de slavernij Afrikaanse religies zich mengden met Europese, zien we haar. Vormen en betekenissen vervloeiden. Maria, zeker als Sterre der Zee (Stella Maris) en de Yoruba godin Yemanja zijn niet meer te scheiden. Op Haiti is de meermin Lasirèn (la sirene). Aan haar worden gunsten gevraagd en zij ontvangt offers die in zee worden geworpen. Op het eiland kom je de meermin zelfs tegen in populaire liedjes met onzin(?)teksten. Hier vertolkt door bandleider Issa El Saieh. Die overigens ook een beroemde galerie had waar vast heel wat Lasirèns verkocht zijn.

(De zeemeermin, de walvis / mijn hoed viel in zee/ Ik streel de meermin. Mijn hoed viel in zee / Ik streel de walvis, mijn hoed viel in zee).

Gaat dat zien, daar in Haarlem. Ik heb het altijd afgehouden maar dit weekend duik ik in de onderwaterwereld van De Kleine Zeemeermin.

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Here’s something for the weekend #72

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , | Een reactie plaatsen

Natuur Thuis – Vreugde op de vierkante meter

Een wilde tuin? Dat is een kwestie van gradaties. Als je helemaal niks doet, is het per definitie geen tuin. Als je te veel doet, is er geen sprake meer van ‘wild’. Alles ertussenin kan voor wilde tuin doorgaan. Sommige tuinboekenschrijvers houden wel strengere regels aan. Neem Van Cuijlenborg (die vreselijk pretentieus van ‘leidmotieven’ spreekt, wanneer hij de wilde tuin probeert te definiëren), hij gaat uit van flinke oppervlakten. Dat vind ik nonsens. Die grootte zou nodig zijn omdat aan een andere voorwaarde, die ik wel snap, voldaan moet kunnen worden: “…de planten in een wilde tuin moeten hun gang kunnen gaan, als ze willen koloniseren, dan moeten ze koloniseren, want slechts op die wijze kunnen ze zich ten volle uitdrukken.”
DSC00147Nou, dat kan ook op de vierkante meter. In mijn tuin legt de koekoeksbloem een enorme expansiedrift aan de dag. Die wordt op  natuurlijk wijze in toom  gehouden. Aan de ene kant door de onneembare vesting die bereklauw heet. Aan de andere kant door de vele zonuren die hij niet verdraagt. Ik heb dat allemaal niet zo bedacht. Het is gewoon de natuur aan het werk.
Het is gevaarlijk om daar, zoals Van Cuijlenborg doet, ‘het streven naar harmonie van de natuur’ in te lezen. Het is überhaupt tricky om in de natuur iets als een streven te ontwaren. Naar mijn idee heeft degene die vooral het voortdurend ontstaan van chaos in de natuur benoemt, het ook goed gezien. Het gaat uiteraard om de dynamiek van de afwisseling: een harmonische toestand verandert altijd in zijn tegendeel, en uit choas onstaat weer een (schijnbare) ordening en zo door. Dat is toch het mooiste aan tuinieren? Dat je voortdurend omgeven bent door dat soort processen. Leven!
En gaandeweg ontdek je de ‘prachtige ongelukken’, zoals de eerste ‘wilde tuinier’, William Robinson, die noemde. Hij had het over Roomse kervel met witte grasklokjes, die ongepland een esthetische sensatie teweegbrachten bij de tuinier. Ik was verrukt van de paarse akeleien die zich tussen de schijnpapavers hadden uitgezaaid. Niets meer aan doen.

Maar dan, schiet de natuur er ook nog iets mee op, met die wilde boel achter het huis? Ja! Er zijn meer bijen, vlinders, slakken (maar die worden door de merel verslonden), lieveheersbeestjes en ….teken. Nondeju.

Hans van Cuijlenborg, De Wildetuin, Handleiding voor lui tuinieren. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2013.

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , | Een reactie plaatsen