Here’s something for the weekend #78

“De Amerikaanse vocaliste/componiste Julianna Barwick heeft een ijzingwekkende en unieke sound. Veel van haar nummers beginnen met een zin of een refrein die laag op laag worden ‘ge-loopt’, soms gecombineerd met piano of percussie. Zo ontstaat een wervelende massa van weelderige ambient-folk.”

Zo stond het in het programma van The Night of the Unexpected die gisteravond plaatsvond en ondermeer geproduceerd werd door Gaudeamus Muziekweek. Julianna had zeker fans in de zaal. Die beschreven haar geluid als engelenzang en keken als in trance naar de visuals die achter haar geprojecteerd werden: besneeuwde landschappen waarin watervallen door ijskorsten breken. (Af en toe dreef er een dood meisje voorbij, een winterse Ophelia. Dat hoefde voor mij  niet).
Er waren ook gasten met een uitgesproken afkeer van haar werk. “Enya on acid” hoorde ik. En zelf vroeg ik me af hoelang Laura Palmer al dood is. (23 jaar). Nu moet ik zeggen dat Enya, Clannad, Loreena McKennitt, This Mortal Coil en ook Julianna rakelings langs de kitsch scheren. En er soms in verzuipen. Als het wel goed gaat, krijg je iets van een huiveringwekkende schoonheid waarin je altijd een echo hoort van een oude cultuur, of waarin even iets als een magisch natuurmoment wordt opgeroepen.
NB beide filmpjes tegelijk afspelen is pas ambient.

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , | 1 reactie

Neem een kind mee naar het museum

In Museum Speelklok zag ik een kleine installatie die in het kader van de Gaudeamus Muziekweek was gerealiseerd door Andrey Smirnov. Het kunstwerk, dat deze Rus Sensor – Garden noemt, bestaat uit een viertal planten waarmee het publiek kan ‘spelen’, ze maken namelijk geluid! Dat is mogelijk omdat Smirnov tussen de planten Thereminsensoren verstopte.
fotoHier dreigt het wat technisch te worden, maar een Theremin is het ouste nog gebruikte elektronische muziekinstrument. Het werd in 1912 uitgevonden door de Rus Léon Theremin. Zonder het instrument aan te raken, bespeel je het door je handen dichterbij of verder weg van twee antennes te bewegen. Het ietwat onaardse geluid dat dit voortbrengt, ken je misschien als dé sound van vliegende schotels in jaren zestig films of van de tune van Midsomer Murders.
Smirnov nu gebruikt dus de sensoren, maar de planten zelf zijn de antennes. Een crocosmia (montbretia) maakt totaal andere geluiden dan een hibiscus of een grasachige plant. De eerste lijkt wel een ritselende en tikkende geigenteller, de tweede een heldere harp. Volgens de kunstenaar bepaalt vooral de hoeveelheid water in de plant het geluid dat hij voortbrengt.
Ik vermoed wel dat het iets minder mooi is dan het lijkt. Elke plant, als antenne bespeeld, brengt dan wel een eigen geluid voort dat bijvoorbeeld helder of juist verstrooid is. Maar de kunstenaar heeft daar wel weer, middels allerlei computerprogramma’s, een kleur aangegeven. Smirnov heeft nog geen klankentapper uitgevonden.
Ik was in Speelklok met Roos, die is vier jaar. En die vond het werk geweldig. Zij ontdekte dat ze door tussen de hibiscus en crocosmia heen te rennen, haar eigen compositie kan maken. Zegt ze tegen de kunstenaar: “Die paarse (hibiscus) dat is het meisje en die andere (crocosmia) dat is een jongen.” Kunstenaar helemaal verguld.
Al met al, een stuk interactiever dan wat ik beleefde toen ik vier was. Ik dacht écht dat de paddestoelen in het sproojesbos van de Efteling muziek maakten omdat ze mij hoorden aankomen…

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

bey den wilden Thiern

In hsftw #52 van 22 februari liet ik het ook al eens zien, dit filmpje over de heropening van de Weense Kunstkammer. Nou was ik daar vorige week en het ís glitzy. Maar wat mij het meest trof is een klein kistje, dat heel bescheiden tentoongesteld wordt en waar bijna iedereen aan voorbijloopt.KK_118_7496_vergebenHet is een zogenoemd Minnekästchen. Dat is een negentiende eeuws woord voor wat oorspronkelijk een coffret of Kastelin genoemd werd. Het zijn fijnbewerkte kistjes die in de middeleeuwen ten geschenke werden gegeven. Wat precies hun functie was, is lang niet altijd te achterhalen maar voorstelbaar is dat een man met zo’n cadeau een vrouw gunstig probeerde te stemmen voor een huwelijk. Dat de vrouw vervolgens de liefdesbrieven die ze ontving erin opborg, is ook aannemelijk, maar we weten niet zeker of ze daarvoor gebruikt werden.
Het Weens exemplaar is van rond 1460 en gesneden uit buxushout. Het is al een plezier op zich om je oog te laten gaan langs de ongelofelijk fijne details (de vogels in de bomen!). Maar wat stelt de scène op het deksel eigenlijk voor? Het is een familie Wildemannen op jacht, met de Wildevrouw tronend op een eenhoorn. Nu kennen we de Wildeman in de middeleeuwen voornamelijk als een woest, amoreel wezen dat zich buiten de beschaafde wereld ophoudt. Zo’n beetje het tegenovergestelde van de deugdzame ridder met zijn hoofse idealen. Het komt op veertiende-eeuwse Minnekästchen zelfs voor dat een vrouw moet kiezen tussen ridder en Wildeman.
Maar in de loop van de vijftiende eeuw verandert er iets: de Wildeman (en zijn familie) is niet meer het symbool van een afschuwwekkende natuurstaat, maar steeds vaker de verpersoonlijking van een idylle. Hij is vrij van stedelijke corruptie en geldzucht en leeft eenvoudig van wat de natuur te bieden heeft. In een Duits gedicht uit 1545 heet het zelfs:

Ein steyne hol ist vnser Hauss
Da treybt keines das ander auss
Vnser Gselschafft vnd Jubiliern
Ist im Holz bey den wilden Thiern

Maar bovenal – en dat maakt hem tot geschikte persoon voor een Minnekästchen – hij draagt zorg voor zijn vrouw en kinderen. Op de zijpaneeltjes van het Weense kistje verslaat de Wildeman draken en leeuwen en bejaagt hij beren.
Waarom nou die lelijke vink op de foto? Zo plukte ik hem van de site van de Kunstkammer. Het museum geeft ermee aan dat het benodigde geld voor de restauratie binnen is. Goed hoor.

Voor deze post heb ik gebruik gemaakt van het onderzoek van Jürgen Wurst.

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Here’s something for the weekend #77

‘Naar buiten’ is al sinds 2008 de slogan van Staatsbosbeheer. Voor wie al buiten komt, zelf de natuur opzoekt, zit er een fijn gevoel van herkenning in. Voor wie er nooit of te weinig komt, leze er een aansporing in.
Nu wordt in heel veel comedies gespeeld met de aanname dat echte stedelingen zich helemaal niet weten te gedragen op het platteland of in het bos. Carrie Bradshaw uit Sex and the city, honderd procent city slicker, heeft kennis aan de robuuste Aiden die meubelontwerper en -maker is en zijn vrije tijd het liefst doorbrengt in zijn cabin in the woods. De bedenkelijkheid spat ervan af maar voor de liefde besluit Carrie een keer mee te gaan. De Manolo Blahniks houdt ze aan, uiteraard.
Goeie gil van haar. En haar repartee mag er ook zijn: “a squirrel is just a rat with a cuter outfit.”
Voor sommigen behoort het naar buiten gaan bij de opvoeding, al eeuwenlang. Nergens is er zo’n cultuur van ‘the country’ als in Engeland, zeker als je bij de ‘upper class’ hoort. Dan woon je al buiten, of je trekt er voor country weekends naartoe. Er is veel Britse humor die de spot drijft met de wens van de ‘middle classes’ om ook een beetje te zijn als de ‘upper class’. (Wat nooit lukt. Zoals Nancy Mitford zei: “When it’s you it’s non u”, waarbij ‘u’ voor ‘upper class’ staat). Hyacinth Bucket, uit Keeping up appearances, vertegenwoordigt het opwaarts mobiele streven als geen ander. (“It’s only an accident of birth that I’m not aristocratic”).

Werd ‘riparian entertainments’ nou voor de Nederlandse kijker ooit vertaald met ‘fluviatiele genoegens’? Hoe dan ook.

I think I’m done with the sofa
I think I’m done wih the hall
I think I’m done with the kitchen table, baby

Let’s go outside.

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

girls who are boys who like boys to be girls who do boys like

De Rottige Meente, helemaal in het Zuiden van Friesland, is een heel stil gebied waar allerlei planten en dieren die elders bijzonder zeldzaam zijn, zich thuisvoelen. Je kunt er, weliswaar met flink veel geluk en wat kennis, de grote vuurvlinder aantreffen en recent heeft de boswachter er plat blaasjeskruid ontdekt. Dat is niet alleen een hele mooie vleesetende plant, waar hij zich vertoont geeft hij ook aan dat het water er heel schoon is.
Nu, zonder dat fraais allemaal te verstoren vindt er elke zomer Opera Nijetrijne plaats. En dat moet je meemaken. Het is altijd uitverkocht, dus check hun site heel vroeg.
Opera Nijetrijne is een eigenzinnig particulier initiatief. De Amsterdamse Yvon Scheper had al jaren een passie voor opera buffa, waarmee de korte en komische stuken worden aangeduid die gespeeld werden in de intermezzi van de serieuze opera seria. Meestal waren ze in de lands- of streektaal en met herkenbare personages. De meeste componisten en librettisten uit de achttiende eeuw die zich aan het genre waagden zijn vergeten. Yvon brengt hun werk al dertien jaar weer op het podium. Hierbij behoudt ze de humor – die ronduit kluchtig kan zijn – maar durft ze de bewerkers van de muziek en de tekst ook de vrijheid te geven.
Dit jaar werd het toneelstuk De knecht van twee meesters van Goldoni (1748) onder handen genomen door Alice Zwolschen. Vaughan Schlepp maakte voor de muziek een pastiche van Mozartcomposities. Regisseur Ria Marks situeerde de boel  in Hotel Spoorzicht, ergens in de jaren vijftig. Resultaat: twee aktes vol persoonsverwisselingen en travestieën, liefdeskommer en zotternijen. Maar ook: Mevrouw Smulders (sopraan Heleen Koele) die in een heel kwetsbaar moment, haar leed bezingt. En leed is er genoeg in haar leven: haar homoseksuele zoon Berend is verliefd op Frans van Loosdrecht, denkt hij. In werkelijkheid is het Bea, de zus van Frans, die zich als hem voordoet om een bruidsschat op te eisen.
De Knecht begint en eindigt met Money is the root of all evil. En dat is een fraaie vondst. Het lied is het bekendst van The Andrew Sisters, maar de titel is ontleend aan een bijbelcitaat (1 Timoteüs 6:3-10). Het is niet money maar the love for money die de wortel van alle kwaad is. De geldzucht die in de weg staat van de ware liefde. Die natuurlijk alle personages op het einde vinden. Nou, bijna…

Brava Yvon Scheper! Die kunst en natuur verbindt, de stad naar het land haalt, Elvis aan Mozart durft te koppelen en werkt vanuit haar hart.

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , , , | 1 reactie

Heidegger in Spaubeek

tvo 1Tussen Spaubeek (mijn geboortedorp), Schinnen (waartoe ook Puth en Sweikhuizen behoren) en Geleen, ligt het Stammenderbos. Het maakt deel uit van een terrein dat Natuurmonumenten het Geleenbeekdal noemt. Die naam is correct, maar niemand zal hem gebruiken. Het bos kent behoorlijk steile hellingen en in de velden en weiden eromheen liggen reusachtige carréboerderijen. Alhoewel de ruilverkavelingen over dit gebied geraasd hebben, is er nog steeds iets van het ‘ouwe Limburg’ te ontwaren. Zelfs iets van een Limburg dat ik niet heb meegemaakt, maar dat ik lijk te kennen. Is dat omdat je als vanzelf altijd meekijkt naar de tijd waarover je ouders praatten? Of spreekt het landschap, die oude boom, de bosweg, jou toe?
De Duitse filosoof Heidegger (1889-1976) schreef daarover in De Landweg (vertaald door Jacob van Sluis): “De poging om planmatig een ordening aan de aardbol op te leggen is tevergeefs als de mens zichzelf niet schikt naar het toespreken van de landweg. Het gevaar dreigt dat de hedendaagse mensen doof blijven voor zijn spreken. Tot hun oor dringt alleen nog maar het lawaai van apparaten door, die ze bijna voor de stem van God houden. Aldus raakt de mens verstrooid en richtingloos.”
Wat zegt dit landschap mij? Ik zoek de plek op waar ik als kind ook altijd kwam: een oude beuk, langs de bosweg die de Dreesj heet. In die boom kerfde mijn vader zijn initialen toen hij kind was, in 1948. Er is niets veranderd. Ja, Natuurmonumenten heeft wat gekapt om de boom heen, maar verder is het hoe ik mij herinner. Ik had verwacht dat de initialen met de boom mee omhoog gegroeid zouden zijn. Dat er een dramatisch besef van het verloop van tijd zou plaatsvinden. Niet dus. De boom is de boom en hij getuigt van zijn eigen tijd, die zoveel langzamer is dan die van mij.
Heidegger schreef over ‘alle dingen die om de landweg groeien en toeven’ als het ‘raadsel van het blijvende en het grootse’. “In het ongesprokene van hun taal is, zoals de oude lees- en levensmeester Eckehardt zegt, God pas God.”tvo 2

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , | 1 reactie

Here’s something for the weekend #76

Leuk hoor vanochtend, interview met Rutger Hauer in Sp!its.
Bent u een natuurmens?
“Enorm. Vroeger al. Toen ik zes was sprong ik ’s ochtends al op alle paarden die ik tegenkwam. Gewoon omdat het kon. Toen ik vijftien was, ging het niet zo goed op school. Ik was altijd buiten en spijbelde veel. Ik moest een test doen waar uit zou rollen wat deze jongen wel kon doen. Naar wat ik begreep was de uitslag niet zoveel soeps, maar er stond wel ‘dat als ‘ie buiten zou zijn, het dan wel goed zou komen.’ En dat klopt. Buiten begint het leven.”
Echt, de beste slogans liggen op straat. Buiten begint het leven. Dus!
En voor wie dit te gladjes is:
Yeah! Yeah! Yeah!

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , | Een reactie plaatsen

Een zomer vol fabeldieren

voorplat%20NL%20editie%20Peter%20Vos%20204itemVoor wie nog inspiratie nodig heeft voor de Oproep van 25 juli: in het Rembrandthuis zijn nu fabeldieren en fantasiewezens genoeg. Ze zijn van Peter Vos (1935-2010), de tekenaar die vooral bekend is van zijn werk voor Vrij Nederland (‘het leeuwtje’), zijn beestenkwartet uit 1970 en de illustraties die hij maakte voor Sprookjes van de Lage Landen (1972) – die had toch iedereen? De creaturen die nu in Amsterdam te zien zijn, tekende Vos veelal naar verhalen uit de oudheid, van Vergilius, Ovidius of Homerus. We zien een afschuwwekkende harpij (vogel met vrouwenhoofd) die een rat verslindt, een wat meelijkwekkende cycloop (eenogige reus) en een minotaurus, die een mannenlijf met een stierenkop en -staart heeft. Vos tekende hem als blaarkop en als lakenvelder…
Maar er zijn vooral veel metamorfosen (gedaanteverwisselingen) te zien, gebaseerd op de mythologische verhalen die Ovidius in de eerste eeuw na Christus optekende. Vos koos de transformaties die passen bij een van zijn grootste passies: vogels. Ik had geen idee dat er zoveel metamorfoses zijn met dat thema: Pierus’ dochters die veranderen in eksters, Meleagers zussen die parelhoenders worden, Nyctimine zien we overgaan in een steenuil en Ascalaphus  in een ransuil.
Ze zijn allemaal bijzonder goed getekend, maar vat dat niet te letterlijk op, als in ‘het lijkt sprekend’. Die dochtereksters bijvoorbeeld zijn niet net als de beesten die je ’s ochtends wakker krassen. Nee, het zijn nieuwe wezens die iets behouden hebben van hun oude gestalte. Dat maakt de tekeningen van Vos juist zo sterk en een beetje verontrustend, je ziet iets menselijks in het dier en iets dierlijks in de mens.
Niet dat Vos niet ‘gewoon’ een vogel kon tekenen. Dat kon hij als de beste. Kijk maar naar zijn schetsboeken die hij bijhield op vogelexcursies.
Vos003.jpg ooievaarsTechnische perfectie én verbeelding, als die bij elkaar komen krijg je kunst. En wat dat eerste betreft, dat is vooral heel hard werken. Vos kreeg ooit op de Amsterdamse Rijksacademie van zijn leraar te horen: “Dat begint op kunst te lijken wat u daar doet. Dat doet u thuis maar. Hier bent u om een vak te leren.”
Opvallend dat de beste tekenaars van het land vogelaars zijn. Peter van Straaten en Siegfried Woldhek, die zich als leerlingen van Vos beschouwen, vogelen ook en soms trokken ze er gedrieën op uit. Wat zou dat nou zijn? Bij Staatsbosbeheer ken ik ook een heleboel vogelaars. Uren turen, heel lang stil zijn…Peter Vos zei eens “Wij zijn er om te kijken, niet om bekeken te worden.” Maar is het niet toch ook andersom: één blik van een vogel…alsof de hele natuur jou ziet.

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Een ballade voor de natuurbescherming

In T.C. Boyles ecothriller When the killing is done wordt al in de eerste bladzijden verwezen naar The Rime of the Ancient Mariner, in het Nederlands vertaald als De Ballade van de Oude Zeeman. Het gedicht is van de Engelsman Coleridge. Een eerste versie schreef hij al in 1797 maar hij bleef aan het werk sleutelen tot aan zijn dood in 1834.
In het gedicht vertelt de Oude Zeeman over een reis die aanvankelijk voorspoedig verliep, maar zijn schip wordt door een storm naar de Zuidpool gedreven. Vlak voordat het schip losbreekt uit de ijskorst, wordt er een Albatros gezien door de bemanning. Een gunstig voorteken! De vogel blijft het schip vergezellen maar de Oude Zeeman begaat een helse daad; hij doodt met zijn kruisboog de Albatros. Deze daad moet gewroken worden en het schip gaat een nachtmerrie van een reis tegemoet. Als schuldenaar wordt de Oude Zeeman de dode zeevogel om zijn  nek gehangen. Zijn boetedoening begint. Een eerste verlichting is er voor hem wanneer hij slangen rond het schip ziet. “En ik loofde hen onbedacht”. De liefde voor de schepselen maakt dat het Albatroslijk van zijn nek glijdt. Maar nog is het niet genoeg. De Oude Zeeman komt uiteindelijk weer aan in zijn eigen land en daar biecht hij. Een levenslange boetedoening valt hem toe. Hij zal pijnen houden die hem dwingen van land tot land te trekken en zijn verhaal te doen:
“hij bidt pas goed die wel bemint
vogel en beest en mens.

Hij bidt het best die alles mint
op zee en aan de wal;
want de lieve God die ons bemint,
schiep en bemint het al.”

Wat Coleridge hier doet, is, naar mijn idee, een ethiek presenteren die uitgaat van de eenheid van God, natuur en mens. Zondigen tegen het een, is zondigen tegen het geheel. Het heeft iets onverdraaglijks dat het doden van de Albatros, die wat mij betreft voor de natuur staat, levenslange gevolgen heeft. Dat finale, net zo definitief als het uitroeien van een soort.
Bij Boyle heet het: “Don’t press your luck. Don’t upset the balance. Let the albatross be. Let all the creatures be, for that matter…”

In de negentiende eeuw verscheen een uitgave van The Rime met illustraties van Gustave Doré. Filmmaker Larry Jordan gebruikte in 1977 die afbeeldingen voor een kunstzinnig plak- en knipwerk. Very Gothic! (Op het einde  kun je zelf doorklikken naar deel II en III).
In 2002 verscheen bij uitgeverij Athenaeum-Polak en Van Gennep een Nederlandse vertaling van de Ancient Mariner (door W.Blok), die voor deze post is gebruikt.

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , | Een reactie plaatsen

Here’s something for the weekend #75

Luister jij ook weleens muziek zonder echt te luisteren? Dat je gewoon wat barokcd’s draait omdat het zo lekker doorwerkt op die fijn geordende muziek? Laatst dacht ik toch echt even in een vogelconcert beland te zijn. Ik had niet gehoord dat er net gezongen was van Come all ye songsters of the sky / Wake and assemble in this wood; / But no ill-boding bird be nigh, / None but the harmless and the good. Het is uit The Fairy Queen (1692) van Henry Purcell en die is gebaseerd op Shakespeare’s A Midsummer Night’s Dream. Een woud vol vogels was dus wel te verwachten.
Nu kwam het in de zeventiende eeuw veel voor dat componisten en musici vogelgeluiden probeerden te imiteren. Alessandro Poglietti (1661-1683), hoforganist van keizer Leopold in Wenen, componeerde Il Rossignolo (De Nachtegaal). In deze verzameling zijn niet alleen vijf stukken opgenomen met de nachtegaal als thema, maar ook allerlei andere variaties, bijvoorbeeld Uber das Henner und Hannengeschrey.
Het wemelt in de barok van de koekoeken en nachtegalen. Tal van componisten schreven een ‘capriccio sopra il cucu’ of iets soortgelijks. Zij inspireerden waarschijnlijk Händel tot het schrijven van een orgelconcert, dat de bijnaam The Cuckoo and the Nightingale kreeg.
(Wie meteen naar de overbekende koekoek wil: die roept in het allegro op 3.48 minuten).
Een van mijn lievelingscomponisten is Heinrich Ignaz (von) Biber (1644-1704). Naast onwaarschijnlijk mooi religieus werk schreef hij ook de Sonata violino solo representativa. Hierin wordt meesterlijk gespeeld met natuurnabootsingen. Zou het hier gaan om het plezier van imitatie of om een zucht naar overtreffen?
(Met excuses voor het suffe plaatje, maar de violist van Il Giardino Armonico geeft heel handig aan wat je hoort).
Maar dan, de achttiende eeuw! In de rococo met zijn liefde voor het speelse en het grillige, worden kinder- en speelgoedsymfonieën gecomponeerd en komt het gebruik van mechanische instrumenten en lokfluitjes in de mode. Dé kindersymfonie is natuurlijk die van Leopold Mozart, waarvan ook een manuscript bestaat dat aan Haydn wordt toegeschreven. (Recenter onderzoek noemt zelfs ene E. Angerer als de ware componist).
In de romantiek is het gedaan met dit soort charmante niemendalletjes. Van de natuur wordt verwacht dat ze de beschouwer ten diepste raakt. In Beethovens Zesde Symfonie (De Pastorale) heet het tweede deel Szene am Bach. Het begint met het oproepen van een beeld van kabbelend water. Maar op het einde zijn ze er: koekoek, kwartel en nachtegaal.
Zelfs in de twintigste eeuw zijn er nog vogelgeluiden in de muziek. Gebaseerd op het sprookje van Andersen (De Chinese Nachtegaal) schreef Strawinsky een opera waaruit een suite gebruikt werd voor het ballet Le Chant du Rossignol. De legendarische Markova geeft hier een masterclass nachtegaal uitbeelden.
De kunst van de vogelimitaties is overigens niet uitgestorven. Afgelopen zaterdag biechtte Maarten van Rossem in NRC op: “Andries Knevel kan trouwens ook goed orgel spelen. Weet je wat-ie leuk kan? Allerlei vogelgeluiden nadoen op het orgel.” Nou, vol erop, Andries!

Geplaatst in Landschap | Tags: , , , , , , , , , , , , , , | 2 reacties